Christine

This image has an empty alt attribute; its file name is Ind01-Clifford-Zus-1948-1-648x1024.jpg

Christine Carolina Fickel

Bijnamen: Dora, Theodora en Zusje

Cees van der Laan, 22-3-2019

Op 21-12-1914 komt Theodora als tweede pleegkind bij Moesje Alt te Gambang Waluh. Annie, het eerste pleegkind, is dan 5½ jaar. Annie kwam in april 1912 bij Alt die toen onder  Marie Jansz in de landkolonie te Taju werkte. Vanaf oktober 1914 werkt Alt zelfstandig te Gambang Waluh, een voormalige koffieplantage in Midden Java. Zij verzorgt daar een aantal zwakzinnige en gehandicapte kinderen, maar is vooral gekomen om er te evangeliseren. Alt zal er een school beginnen, weeskinderen opvangen en een kerk stichten. Gambang Waloh wordt onder haar leiding een volledig christelijk dorp.

Dagboek Alt 1910-1919

Op 22-12-1914 schrijft zuster Alt in haar dagboek:
Gisteren kreeg ik mijn kerstgeschenk van God – een lief blank meisje van 2 jaar – een vondelinge. De ouders, of één van beiden, hebben hun kind op de stoep van een rijken heer gelegd en die heer heeft ’t bij v/d Steur gebracht. Deze op zijn beurt heeft ’t arme verstooten kind naar mij toegestuurd met ’t verzoek per brief: “Of ik ’t arme verdoolde schaapje voor den Heer wilde opvoeden”.

Mijn arme lammetje – ik heb ’t met open armen ontvangen natuurlijk, want ’t was mijn dagelijksche bede of de Heer mij een arm verwaarloosd kindje wilde geven dat niemand toebehoorde. En nu heeft Hij mij dat teere fijne popje gegeven – och zoo zwak en teer! Zij wil bij niemand anders zijn dan bij mij en noemt mij aldoor: mama. Zij schijnt haar moeder in mij te zien. Tot dusver is ’t een stil kindje – zij spreekt enkele woorden Hollandsch en maleisch. Volgens opgave heet zij Christine Carolina Fickel– maar wie kan met zekerheid zeggen hoe zij heet? Ik wil er nog een naam bijvoegen: Theodora – dat betekent: Godsgeschenk. Christina betekent Christus belijdster. Nu ik hoop innig dat zij van jongsaf Zijn eigendom mag worden.

Hierna wordt Dora in het dagboek “zusje” genoemd. Een paar dagen na aankomst wordt zij ziek. Zij vraagt aldoor naar haar vader. Op 25 december denkt Alt haar te zullen verliezen, maar diezelfde dag knapt zij weer op. Op 30 december schrijft Alt dat zusje beter is en overal rond loopt, in haar gebroken taaltje babbelt en met Annie speelt.

Op 2-1-1915: “Zusje is zoo ’n schatje – zoo lief en aanhankelijk. God zegene haar!”

Op 3-1-1915 is Nora, de moeder van Annie, haar dochter komen halen. Alt is bang haar eerste pleegdochter te zullen verliezen, maar voelt zich getroost door Dora: “En nu voelt mijn hart wel veel pijn, maar ’t is toch getroost, want ik heb zusje nu, en dat is nu mijn eigen kindje”.

Op 1-3-1915: “Mijn kleine Dora is mij zoo’n lief troostertje – ik heb nooit een kind ontmoet zoo lief en aanhalig als zij. Als ik bedroefd ben, kijkt zij mij zoo deelnemend aan en vraagt dan met een lief stemmetje: “Mamma moe?”.

In januari 1916 wordt Dora opnieuw erg ziek met hoesten, koorts en ijlen. Alt is bang dat zij tyfus heeft en bidt ernstig voor genezing (10-1-1916). Een paar weken schrijft Alt niets in haar dagboek. Op 19-2-1916 schrijft zij dat zusje 8 dagen ziek is geweest, maar nu al lang weer beter is. Gedurende acht maanden schrijft Alt niet in haar dagboek. Op 28-10-1916 schrijft zij dat zij in september 5 dagen in Semarang was op een conferentie en daar met Annie en zus wandelingen maakte. Hierna volgen geen vermeldingen van zusje meer.

In april 1915 laat Alt te Ambarawa een foto van haar met de twee pleegdochters maken. Op de achterkant schrijft zij: Annie Daniel 5 j 11 mnd; Theodora CC Fickel 2 j 4 mnd.

Op de groepsfoto van omstreeks juli 1917 is rechts vooraan Dora te zien met links van haar Annie, links van Annie is waarschijnlijk Paulientje Hoeksema. In het midden zitten in verpleegster uniform Cornelia Slagter en Margot Alt. Alt heeft een kind op haar schoot, waarschijnlijk Louis Verdonen, het jongste patiëntje. Linksachter staat medewerker Vizjak. Geheel rechts staat waarschijnlijk de Javaanse opzichter. Alle overigen zijn patiënten.

Op 28-7-1917 wordt Lydia opgenomen, geboren 29 juni. Mogelijk de latere vrouw van Stefanus. De pleegkinderen kregen Nederlands onderwijs van Alt.

In 1929 verhuist Alt met ca 40 kinderen van Gambang Waluh naar Soerabaja, in 1930 naar Waru, in 1931 naar Kediri en in 1936 naar Lawang waar zij tot 1943 zal wonen. Daarna komen de kampjaren. Van 1946-1951 woont Alt in Soerabaja en daarna tot 1961 in Manokwari, Nieuw Guinea. Waarschijnlijk zijn er na Lawang geen pleegkinderen meer bij Alt inwonend.

Van Dora is verder bekend dat zij tot haar huwelijk een aantal jaren meewerkte in de administratie van het blad Gouden Schooven (voorheen Pinksterkracht) dat sinds 1928 door Alt wordt geredigeerd. In 1933 huwt Dora met Willem Frederik Karel Oetgens van Waveren Pancras Clifford (1910-1945), meestal afgekort als Clifford. Zij wonen eerst in Kediri waar Ronny wordt geboren (1934) en later in Semarang waar Maud wordt geboren (1935).

In het fotoalbum van Alt komen liefst 25 foto’s van zusje of van haar kinderen voor. Cliffords roepnaam was Pim. Trots staat Moesje samen met Jan de Fretes (zoon van pleegdochter Annie) en Ronny Clifford op de foto (1934) met erbij geschreven: “Mijn oudste en jongste kleinzoons”.

Na het vertrek van Alt naar Nieuw Guinea (1951) bleven Alt en Dora per brief in contact, maar zij hebben elkaar niet meer gezien.

Zou Hendrik Philip Fickel, overleden in november 1914 in Semarang, de vader kunnen zijn? Christine kwam bij Moesje Alt als wees. Hendrik Phillip Fickel kreeg 3 kinderen bij zijn eerste vrouw, waaronder mijn grootvader. Nog voor de dood van zijn eerste vrouw Johanna D. Triebel kreeg hij een kind bij Roos Minah Kaminan een lokale Indonesische vrouw.  Ze kregen een dochter Adé.

Bovenstaande informatie past heel goed bij informatie van Alt. Alt kreeg Christine van Pa van der Steur uit Magelang. Magelang ligt 26 km van Gambang Waluh waar moesje Alt haar weeshuis was. Van der Steur voelde zich geroepen om wezen van gemengd bloed op te vangen en gaf ze een opleiding. Sommige van de jonge wezen stuurde hij door naar Alt. Christine kwam in december 1914 bij Alt, een maand na het overlijden van Hendrik Philip Fickel een week na zijn 57ste verjaardag. (RA 1915/254). Alt vermeldt dat zij na aankomst aldoor naar haar vader vroeg, dus kennelijk is zij kort tevoren bij haar vader geweest. Dat laatste is een belangrijke aanwijzing. Aan de andere kant werd na het overlijden van Hendrik Philip, dochter Adé en haar moeder Roos Minah opgevangen door een dochter van Hendrik Philip: Johanna Dorothea Fickel en haar man Johannes Hoezoo. Waarom dan Christine Caroline dan niet? Werd Christine verwekt bij nog een andere vrouw en daarom niet gewenst door Roos Minah, de tweede vrouw van Hendrik Philip?

Een andere kandidaat voor het vaderschap van Christine is August Bastiaan Fickel, militair (1883-1896) en zoon van militair Gustaaf Jacob Fickel. Deze Gustaaf Jacob is de broer van Johanna Dorothea Fickel, mijn over-over grootmoeder. August Bastiaan overleed ook in 1914 op 48 jarige leeftijd maar in februari in Soerabaja (RA 1915/258). Hij was officieel gehuwd met Christine (…) Elenore Mittelhauser waar hij 4 kinderen bij had. Volgens van der Laan zou de vader van Christine Caroline Fickel een Duitse militair geweest zijn. Dat past beter bij August Bastiaan een met in 1894 met de Willemsorde gedecoreerde militair dan bij Hendrik Philip die stationschef was in Semarang.

Christine werd eerst bij Pa van der Steur gebracht in Magelang, ongeveer 80 km ten zuiden van Semarang waar Hendrik Philip woonde en overleed. August Bastiaan werkte in 1914 als gepensioneerd sergeant majoor op de suikerfabriek Djati. De suikerfabriek Djati lag ongeveer 5 km ten zui­den van Ngandjoek. August overleed in Soerabaja wat 350 km ten noord-oosten ligt van Magelang. Mogelijk werd hij ziek en is ondergebracht bij familie in Soerabaja waar hij is overleden. Ligt het dan voor de hand om het meisje helemaal naar Magelang te brengen als er ook weeshuizen waren in Soerabaja?

Misschien is het verhaal van de Duitse militair net even anders. Pa van der Steur kende misschien een Duitse militair die Fickel heette en is er zo een associatie gemaakt met de Duitse militair. De grootvader van Hendrik Philip en August Bastiaan was de Duitser Jacob Fickel, KNIL militair en de vader van August Bastiaan (neef van Jacob) was ook militair.

DNA onderzoek.

We hebben besloten dat de dochter van Christine, Maud een DNA test zou doen om te kijken of we via die weg wat wijzer kunnen worden.

De DNA test wijst uit dat ik 82,8 cM DNA deel met Maud.

Stukjes DNA dat ik deel met Maud per chromosoom

Dus dat betekent dat Maud en ik een gezamenlijke voorouder hebben. De grote vraag is natuurlijk wie?

De achter-kleindochter van Hendrik Philip zijn tweede vrouw, Peggy heeft ook een DNA test gedaan.

DNA dat ik deel met Peggy

We kunnen dus kijken of er overeenkomsten zijn tussen het DNA van Peggy en Maud en mijzelf. We zien dat op chromosoom 6 en 9 wij een deel van het zelfde stukje delen. Maar MyHeritage ziet geen match bij Peggy en Maud. Dat is vreemd. Mogelijk is de overlap te klein.

Dus we hebben een onafhankelijke tool gebruikt: DNA painter. Met het programma DNA Painter kan je alle matches waarvan je een vermoedelijke gezamenlijke voorouder hebt gevonden, uploaden en dan kleurt het programma in welke match op welk chromosoom zit.

.

Totaal overzicht DNA painter

In DNA painter zien we dat Peggy en Maud het zelfde stuk DNA delen met mijzelf.

Hier zien we dat Peggy en Maud 2 stukken delen met mijzelf op de zelfde plaats. We noemen dar een triangulatie. Bij triangulatie wordt een stuk DNA gedeeld door 3 mensen. Maar MyHeritage laat geen triangulatie zien, zelfs geen match. Waarschijnlijk is dat een probleem met MyHeritage.

Gedmatch, een database met handige tools, heeft ook een triangulatie tool. Hier zien we alleen op chromosoom 6 een triangulatie maar met totaal minder cM, slechts 10.3. Chromosoom 9 wordt niet als triangulatie gezien, waarschijnlijk omdat het stuk wel erg klein is.

Gedmatch chromosoom 6
DNA painter chromosoom 6


Wat bewijst dit? Dit bewijst dat Maud en Peggy precies het zelfde stukje DNA van een voorouder hebben gekregen en dat kan alleen als er een gemeenschappelijke voorouder is. Maar omdat dit een klein stukje en het enige stukje is, ligt het niet erg voor de hand dat dit stukje DNA van Hendrik Philip komt. Mogelijk is het via Hendrik Philip door gegeven van zijn moeder of misschien zelfs zijn grootvader Jacob. Dat zou niet onmogelijk zijn omdat immers zowel Hendrik Philip als August Bastiaan de zelfde voorouders hadden.

Huh? Nog even uitleggen: stamvader Jacob Fickel was getrouwd met Elisabeth Triebel. Hadden 2 kinderen: Johanna en Gustaaf. Johanna was ongehuwd maar kreeg zoon Hendrik Philip. Gustaaf was 2 x getrouwd en kreeg 3 kinderen, waar onder August Bastiaan.

Opvallend is ook dat Maud matched met Sergio. 54,2 cM. Sergio is een achter klein kind van Francoa George Fickel, de broer van August Bastiaan Fickel. Ik match overigens niet met Sergio.
Maud matched 30,1 cM met Maureen en 19,1 cM met Edu. Maureen en Edu matchen met mij. Onze gezamenlijke voorouders zijn de schoon-ouders van Hendrik Philip: Johannes Adrianus Triebel en Carolina Frederika Arensdorff. Match dus weer aan de kant van de Triebels, mogelijk dus Gustaaf, de broer van Johanna.

Helaas kunnen we met dit DNA onderzoek en deze DNA matches nog niets zeggen over wie de vader was van Christine. Het wachten is op meer mensen die hun DNA laten testen en een match op leveren die met zekerheid wijst naar de vader van Christine.


Stukjes uit Pinksterkracht en Gouden Schooven

Pinksterkracht 3/12 december 1927, pp 10-11.

Halleluja, glorie voor Jezus! Ook ik wil getuigen van de groote en teedere liefde van Jezus, mijn Verlosser. Het is nu bijna een jaar geleden dat Hij mij doopte met Zijnen Geest. Voordien had ik Hem reeds lief, maar toch was ik niet zoo gelukkig als nu na mijn Geestesdoop Halleluja, wat is het toch heerlijk om een kind van God te zijn. Welk een voorrecht dat Hij mij, onwaardig schepsel heeft willen zegenen en mij voor altijd tot Zijn kind heeft verzegeld. Ik voel mij zoo gelukkig dat ik dien Heiland bezit en nu kan ik juichen: „Ik ben Zijn en Hij is mijn ! Niemand kan mij uit Zijn hand rukken, ik ben voor eeuwig van Hem. Glorie voor mijn Meester!” Hij heeft ons zoo lief, zoo innig lief en hoe weinig sloeg ik daarop vroeger acht, maar hoewel ik Hem dikwijls vergat, zoo heeft Hij mij nochthans niet verlaten en mij steeds omringd met Zijne liefdevolle nabijheid. O! ik kan Hem niet genoeg loven en prijzen voor Zijn liefde, elk uur, elk oogenblik mij opnieuw weer betoond en daarom wil ik als Zijne getuige voor Hem uitgaan om het verlorene te zoeken In eigen kracht kan ik niets, maar met Hem kan ik alles. Prijst Hem.

Als er onder u zielen zijn, die Hem nog niet gevonden hebben, kom dan nu tot Hem, en Hij zal u tot Zijn eigendom maken Hij is gisteren en heden Dezelfde! Welk een jubel en glorie zal het zijn, als wij Hem te gemoet mogen gaan in de wolken. Voor altijd met Hem vereenigd, voor eeuwig bij Hem waar wij Hem zullen aanschouwen in Zijn schoonheid, o! welk een glorie zal dat zijn ! „Ik zal Hem eens ontmoeten op het hemelsch festijn! Een hemel zonder Jezus zou voor mij geen hemel zijn.”

Gambang Waloh, Tine Fickel.

Voor verdere informatie:
Cees van der Laan, Moesje Alt: 50 jaar zendelinge in Nederlands-Indië (Franeker: Van Wijnen, 2016).  

Image result for moesje alt

Tenslotte dank aan de dochter en klein-dochter van Christine, Oral history door Maud Clifford-Severijns en Anneke de Vries

bol.com | Johannes “Pa” van der Steur (1865-1945), Vilan van de Loo |  9789078847090 | Boeken